Bovenbouw (Klas 9)
Een greep uit de leerstofinhouden
Klas 9
Aardrijkskunde
De inhoud van de aardrijkskundelessen is afgestemd op een ondersteuning van de innerlijke veranderingsprocessen die zich bij de leerlingen afspelen. In de 9de klas wordt de fysische geografie in brede zin behandeld. De kernwoorden zijn hier: afbraak en opbouw. De afbrekende processen van erosie en verwering worden voortdurend naast de opbouwende processen van sedimentatie en gebergtevorming geplaatst, waardoor vanzelf het beeld van de aarde als dynamisch, levend organisme naar voren komt. Iedere vorm van afbraak heeft elders een vorm van opbouw tot gevolg:
de bergbeek erodeert het rotsgesteente in het berggebied en sedimenteert het meegenomen materiaal als traag stromende meanderende rivier in vlakke stromen. Voorbeelden uit het vulkanisme spreken sterk tot de verbeelding van de leerlingen. Waar diep in de oceanen delen van de aardkorst meedogenloos worden opgeslokt, worden op andere plaatsen stukken vloeibaar materiaal uit het binnenste der aarde met grote kracht ‘uitgespuugd’, zodat nieuw land ontstaat.
Tijdens deze periode krijgt het kaarttekenen de nodige aandacht: vulkanisch actieve gebieden, aardbevingsrisicogebieden, gebergtevorming,… Samen wordt gezocht naar verbanden tussen de beschreven fenomenen zoals bv. in de theorie van de continentendrift.
Biologie
In de biologielessen van de negende klas wordt de mens beschreven als ultieme hoogtepunt van de schepping. Eerst wordt er teruggeblikt op de karakteristieken van het mineralenrijk, het plantenrijk en het dierenrijk. Vooral dit laatste rijk wordt als uitgangspunt gebruikt, als referentiepunt. Want in de klassieke wetenschappen wordt de mens nog steeds beschouwd als hoogste wezen dat voortkomt uit de hoogst ontwikkelde wezens uit het dierenrijk. Op een open maar tegelijk kritische wijze trachten we de karakteristieken van het dier en die van de mens naast elkaar te plaatsen. Op het einde van de periode wordt uitvoerig de klassieke evolutietheorie van Charles Darwin bestudeerd. Tegelijk wordt ook vastgesteld dat er een aantal onopgeloste vraagstukken blijven bestaan die verhinderen dat er een pasklaar antwoord is op de vraag hoe de mens uit de hogere dieren zou kunnen ontstaan zijn.
Chemie
De levende plant is leverancier van vele stoffen die voor de mens essentieel zijn: voedingsstoffen, kledingstoffen, genots-, verdovende en aromatische stoffen … Maar daarmee is de rol van de plant nog niet uitgespeeld. De vele bomen en planten die in de ondergrond afsterven, zorgen voor het ontstaan van diverse stoffen die ook weer door de mens kan gebruikt worden: de zogenaamde fossiele stoffen. Ze worden ingezet omwille van hun brandbaarheid (houtskool, steenkool, mazout, aardgas, …) maar ze kennen ook vele andere toepassingen: wegenbouw (asfalt), auto-industrie (benzine, diesel), gewone industrie (smeeroliën, diamantnijverheid, …). Toch kent het veelvuldig gebruik van deze fossiele stoffen niet alleen voordelen. Er ontstaat het grote probleem van de opwarming van de aarde en van het creëren van het gat in de beschermende ozonlaag rond de aarde. Bovendien raken de fossiele brandstoffen geleidelijk aan op en zijn de alternatieve energiebronnen (wind, zon,…) nog te weinig ontwikkeld. De chemieleerstof gaat hier uitvoerig op in en bestudeert de cellulose, de alcoholen, de ethers en de esters.
Fysica
In het eerste deel van de fysica worden fenomenen als warmte en koude doorgrond. Er wordt niet vertrokken vanuit theorieën maar verschillende invalswegen worden afgetoetst:
• de eigen ervaringen, waarnemingen en gevoelens
• de zelfbedachte experimenten of benaderingen
• de door de leerkracht aangebrachte informatie en experimenten
Deze methode heet de ‘Fenomenologische methode’. Belangrijk in deze methode is dat we alle vooroordelen en boektheorieën loslaten. Geleidelijk trachten we samen de vraag ‘Wat is warmte en koude?’ beter te beantwoorden. De omschrijving zal steeds verruimen en exacter worden. Erg belangrijk is dat ons gevoel daarbij wordt betrokken. Want in het aanvoelen van iets zit vaak veel meer waarheid dan in het bedenken ervan. Maar ons gevoel kan, net zoals ons denken, falen! Daarmee moeten we rekening houden.
In het tweede deel gaan we volgens diezelfde methodiek de elektriciteit doorgronden. Vanuit de ontstaansgeschiedenis (statische, galvanische, elektromagnetische vorm) maar ook door het uitvoeren van vele experimenten komen we geleidelijk tot een vrij nauwkeurige karakterisering van het fenomeen elektriciteit.
Boerderij- of winkelpracticum
De negende klassers zijn gericht naar de buitenwereld, men wil ervaringen opdoen, op verkenning gaan in de (werk)wereld van de volwassenen. Hij of zij ondergaat niet alleen meer maar wil stilstaan bij de dingen. Een ‘winkel- of boerderijpracticum’ is daarvoor zeer geschikt. De school leidt en voedt op voor het leven en dat leven speelt zich af in een werkgemeenschap. Ervaringen in die sfeer zijn binnen de schoolmuren niet mogelijk.
Boerderij (bedrijf): Er wordt naar gestreefd de leerlingen inzicht te laten verwerven in het reilen en zeilen van een land- of tuinbouwbedrijf. Uit dit inzicht, dat vanuit een concrete situatie wordt verworven, kan een algemene beoordeling van de agrarische sector als voedselproducent en economische entiteit groeien.
Winkel (kleinhandel): Het doel is een beeld te krijgen van de werking van een winkel, wat er voor het uitbaten van een winkel noodzakelijk is, wat er in- en uitgaat,…
In de negende klas wordt dus een week practicum voorzien. Niet zomaar een week geen les, maar omdat deze praktijkweek en de daaruit voortvloeiende ervaringen noodzakelijk en inspirerend zijn voor een vijftienjarige.
Frans
De basis van de Franse taal wordt verder uitgebreid. De grammatica wordt afgewisseld met kennis van land en volk, liedjes, gedichten, verhalen en dialoogjes die voor de klas worden gebracht. Veel aandacht gaat naar klankvorming, beeldentaal, zelfredzaamheid. De leerlingen leren lezen, schrijven, luisteren en spreken in een Frans dat steeds vloeiender wordt.
Geschiedenis
De leerlingen krijgen een exact ruimtelijk beeld van de werkelijkheid. Ze krijgen begrip voor de tijd waarin zij leven en waarover ze veel vragen hebben. Er worden daarbij meer complexe oorzaak-gevolg-vragen bekeken en onderzocht. Vanuit meer zelfstandig denken van de puber kan interesse ontstaan voor de drijvende ideeën achter de geschiedenis: hoe is de werkelijkheid gevormd door innerlijke motieven en drijvende ideeën? Hoe worden ideeën in werkelijkheid omgezet?
Met de geboorte van de eigen persoonlijkheid door middel van het vrije denken, maakt de 9de klas leerling dezelfde evolutie mee als de Renaissancemens. De leerstof loopt tot en met het fascisme en het nazisme in de 20ste eeuw. De leerstof wordt bewust doorgetrokken tot deze tijd: het nu is het resultaat van een gestage ontwikkeling. De leerkracht werkt voornamelijk vanuit biografieën omdat de ideeën op zichzelf vaak té abstract blijven.
Wiskunde
In de wiskundelessen worden problemen opgelost die niet meer praktisch uitvoerbaar zijn, aangezien het uitproberen van één probleem soms jaren tijd zou vragen. Vraagstukken als ‘Hoeveel kans heb je dat je vier kaarten trekt uit een boek speelkaarten en dat het precies de vier tienen zijn?’ kunnen exact berekend worden, kansrekening wordt het genoemd. We stellen daarbij vast dat we met ons denken tot ongelooflijke prestaties in staat zijn en elke probleemstelling er haarfijn mee weten op te lossen.
Een ander mooi voorbeeld uit die negende klas is de volledige opbouw van de meetkunde ‘uit het niets’. Het toont de grootsheid aan van de mensen uit het verleden: de Griek Euclides nam slechts 5 uitgangspunten aan, de zogenaamde postulaten. Met deze postulaten bouwde hij de meest ingenieuze meetkunde uit, die tot op de dag van vandaag nog steeds onderwezen wordt in de scholen. Elke stelling wordt bewezen vanuit de postulaten of vanuit de eerder bewezen stellingen. Grandioos. Een staaltje van bewijsvoering, correctheid, gedachtekrachten… Het is fantastisch om zien hoe je iets kan bewijzen. Je hebt bv. de stapsgewijze bewijsvoering waarbij elke stap logisch volgt op de voorgaande. Maar je hebt ook de bewijsvoering ‘uit het ongerijmde’:
bv. in een punt buiten een rechte kan slechts één evenwijdige worden getrokken aan die rechte. Je gaat er van uit dat er wel een tweede rechte te vinden is. Dat brengt dan consequenties met zich mee die uiteindelijk leiden tot een onmogelijke situatie. Besluit: meer dan één rechte kan niet. Het komt er in die negende klas op aan de leerlingen vertrouwen te schenken in de eigen denkkracht en hen het belang te laten zien van structuur, begrenzing en afspraken.
Lichamelijke Opvoeding
In het negende jaar is de doelstelling van de bewegingsopvoeding om de lichamelijke krachten te bundelen en te ordenen. De jongens kunnen wel eens prestatiegericht uit de hoek komen, terwijl de meisjes hun bewegingen uitdrukken in de vormgevende ritmische elementen van de sport. Zowel het hordelopen, de fosbury flop, de dievensprong, karaté als verdedigingssport, de turnopdrachten, het kogelstoten en de coopertest, zijn opdrachten die van binnenuit de energie konden losmaken. De balsporten dragen dan weer bij tot samenspel en spelvreugde, waar het aanleren van de technieken nog sterk op de voorgrond staat.
Jaarwerk
De negende klasser schrijft een biografie over een persoon die hij/zij kent en van wie hij/zij het levensverhaal graag op papier zet. Men kiest iemand die al een groot deel van zijn of haar leven achter de rug heeft (bij voorkeur een 60+er). Als het lukt om de ‘rode draad’ in dit leven te herkennen en te omschrijven, is de biografie geslaagd. Tijdens de biografieweek zal men leren hoe men met behulp van een aantal zienswijzen naar iemands persoonlijkheid (kwaliteiten en werkpunten) en iemands leven kan kijken. De definitieve versie moet klaar zijn in de week na de paasvakantie.
Plastische Opvoeding
Tekenen & Schilderen
In de 9de klas maken de meeste leerlingen een eerder egocentrisch ontwikkelingsproces door: de eruptieve binnenwereld richt dan ook de aandacht naar binnen. Dit uit zich o.a. in eigenzinnigheid, zich afzetten tegen bepaalde facetten van de omgeving en vooral ook in het vaak schakeringloos zwart-wit denken, voelen en doen. Deze laatste eigenschap laat zich gedurende de hele bovenbouw voelen, maar toch het sterkst in dit 9de jaar. Zowel de klasgroep als ook de daarin de ‘wordende’ individuen geven krachtige expressies van licht en duisternis, van sympathie en antipathie..
P.O. kan daarin veel aanknopingspunten vinden, vooral door oefeningen en opgaven die gericht zijn op het verbinden van licht en duisternis (nuancering) en ook op het ontwikkelen van individuele oordeelskracht (compositie). Het waarnemingstekenen maakt het streven naar kennis realistisch en daad-verbonden. Er wordt dan ook heel wat getekend. Vaak wijdt men zich geheel aan wit en zwart, licht en duisternis en tegelijk aan compositie, spanning, polariteit, beeldvlak, textuur…De grote rijkdom en expressieve krachten van deze plastische middelen worden verkend, vaak op vrij groot formaat. Geometrie en perspectieftekenen vormen ook een belangrijk onderdeel in deze periode.
Boetseren
Het thema in dit jaar is de studie van de polariteiten in de vormenwereld. Vooral extremen die zowel abstract als gevoelsmatig kunnen worden benaderd. Dit gebeurt in de vorm van basisoefeningen, bv. rond de polariteiten:
• concaaf – convex
• dode vorm – levende vorm
• zwaarte – lichtheid
• chaos – ordening, …,
• binnenvorm – buitenvorm
Ook diervormen en hun specifiek gedrag en maskers met holle vlakken en met bolle vlakken zijn thema’s in dit leerjaar.
Ambachten
Koperbewerking
Het is de eerste maal dat de leerlingen metaal bewerken en de weerstand van dit materiaal concreet ervaren. Aan die weerstand herkent de puber zichzelf. Hij vraagt om weerstand van de omgeving en hier wordt die gevoeld tot in de harde materie. Het koper, aangeboden in plaatvorm, wordt slag na slag met de bolhamer spiraalsgewijs uitgerekt en dunner gemaakt. Dit lukt alleen met een regelmatige hamerslag en een goede coördinatie van de handen. Bij onregelmatig uitdrijven gaat het werkstuk verloren.
Vanuit een karakterloze vorm ontstaat een eigen vorm. Het harden op staal, met gedoseerde slagen van binnen naar buiten, oefent het geduld en de regelmaat. Ze bepalen de uiteindelijke vorm. De afwerking doorzetten tot een perfect ronde vorm met rechte afgevijlde randen, is voor de meesten niet eenvoudig.
Maar ook de schoonheid van het materiaal spreekt erg aan. Koper is het metaal dat niet voor niets met de godin Venus verbonden is. Het uitgloeien van het koper is een mooi schouwspel, waarbij de leerlingen gedoseerd met het vuur leren omgaan. De eerste oefening, het ronde potje, met bijpassend deksel, is meteen erg moeilijk, en neemt het grootste deel van de periode in beslag. Bij het maken van een veelhoekige schaal, kan de leerling het verworven inzicht in de reacties van het koper, en de effecten van zijn/haar slag op de vorm, aantonen. De eigenschappen van koper en ijzer worden, al doende, toegelicht en ondervonden.
Houtschrijnwerk
Schrijnwerkerij is een uitgesproken doe-vak dat verbonden moet worden met het exacte denken. Centraal staat de houtverbinding. Het hout wordt aangeboden in zijn meest starre vorm, begrensd door 6 vlakken die 2 aan 2 loodrecht op elkaar staan. De jongeren leren deze balken met elkaar verbinden door ze elk apart van een passende constructievorm te voorzien. Zo is de pen-gatverbinding als belangrijke verbinding terug te vinden in het krukje, een werkstuk waaraan een groot deel van de periode gewerkt wordt.
In het begin van de periode staat het op de millimeter uittekenen van de werkstukken voorop (het technisch tekenen). Nauwkeurig passende verbindingen maken staat of valt hiermee. Winkelhaak, kruishout, schuifmaat, dit alles wordt vertrouwd gereedschap. De jongeren leren recht zagen, en veilig werken met steek- en gatbeitel. De juistheid, gehanteerd bij afschrijving en zagen van het hout, blijkt ook onmiddellijk bij het resultaat. Het krukje staat of wankelt.
Het zich meester worden van afschrijftechnieken, zaag- en kaptechnieken wordt afgewisseld met introducties over de boomsoorten, doorsnede van de stam en het FSC-label voor hout.
Spinnen en weven
“Weven is ordenen en opbouwen”
We zijn tijdens de periode teruggegaan in de tijd om de oorsprong van draad en weefsels te kunnen verbinden met de hedendaagse weeftechnieken en creaties. Berbergemeenschappen, de Maya’s, de hedendaagse modetrends tonen ons het ambacht weven in al zijn glorie. De leerlingen zijn aan de slag gegaan met weeframen en weefgetouwen en hebben door toepassing van linnen, keper en satijnbinding een rijke variatie kunnen uitproberen van “ver binding” maken.
De leerlingen worden hier aangesproken om tot het einde door te zetten om met een gelijke beweging hun weefsel af te werken.
Mandenvlechten
Het vak mandenvlechten kadert in het groot aanbod ambachtelijke vakken dat we aanbieden in de 9de klas. Het materiaal en de techniek zelf is de leermeester voor deze jongeren die hieraan hun wil en praktisch denken kunnen sterken.
Wij vlechten in dit vak met wilgentenen die, bij de juiste vochtigheid, taai en soepel zijn. Met behulp van een vijftal verschillende vlechttechnieken worden de leerlingen uitgedaagd om met deze eenvoudige wissen tot een vaste en stevige mand te komen. Gaat dat vlot, dan kan in een tweede mand gevarieerd worden in vorm en/of vlechttechniek.
Muzikale Opvoeding
In de muzieklessen wordt er getracht om het gehoor verder te ontwikkelen via vierstemmige zang (sopraan, alt, tenor, bas). En dit via belangrijke componisten uit de gehele muziekgeschiedenis. Op die manier ontdekken we de muziek in de eerste plaats door ze zelf actief te beleven en te beoefenen.
Ook wordt het gehoor nog gerichter getraind door middel van theoretische en gehoorsoefeningen zoals o.a. het herkennen van toonafstanden, toonaarden, ritme … Er wordt eveneens regelmatig “actief” geluisterd naar muziek.
Het is dus de bedoeling om de leerlingen op die manier een bredere gehoorsontwikkeling aan te bieden, zodat zij na het afsluiten van hun studie een bredere kennis hebben van muziek, deze kunnen herkennen, zelf kiezen en beluisteren en vooral er meer kunnen van genieten.
Cultuurbeschouwing
In deze lessenperiode kijken we naar het leven van de mens, meer specifiek naar zijn biografie. Centraal staat de vraag ‘wat vormt de mens?’. Door middel van eigen levensverhalen van heel uiteenlopende mensen proberen we te zoeken naar de rode draad in iemand zijn leven. De weg die iemand bewandelt of bewandeld heeft, de grote en kleine gebeurtenissen, maar ook de gehanteerde normen en waarden en hoe deze eventueel ook kunnen veranderen in de loop van dit leven, leren we nauwgezet te bekijken. De leerlingen bundelen deze verhalen en illustreren ze met eigen teksten en tekeningen. Op hun jonge levensweg worden ze reeds gevraagd al kort stil te staan bij de eigen idealen, gevoeligheden, interesses en vooral bij de eigen kwaliteiten en vaardigheden.
Esthetica
Wat vertellen beelden ons over een samenleving, over de mens, over zijn schepper? Esthetica is de leer van het schone en dat is dan ook wat we beoefenen: leren over en van het schone. We starten in de Prehistorie met de prachtige grotschilderingen en we eindigen bij de Barok van Rubens. We bespreken de werken, hun opbouw en compositie, hun betekenis, het kleurgebruik, de technieken, maar hebben evenveel aandacht voor de biografieën van de kunstenaars. Aan de hand van verschillende beeldhouwwerken en schilderijen vormen we ons een beeld van de kunstgeschiedenis. Sommige van deze werken tekenen of schilderen we ook na in de lessen PO zodat we ook even mogen ervaren wat het is om een meesterwerk (na) te maken.