MIDDELBARE SCHOOL
Alle kinderen uit de basisscholen die een getuigschrift basisonderwijs behaalden, zijn welkom in de zevende klas (1ste jaar middelbaar), zowel diegenen die reeds school liepen binnen de Steinerpedagogie (Turnhout, Geel,…) als daarbuiten.
Alle kinderen die een A-attest behaalden in het eerste jaar A van een middelbare school, zijn welkom in de achtste klas (2de jaar middelbaar).
De eerste graad steinerpedagogie wordt gekenmerkt door een levendig onderricht waarin de theoretische vorming aangevuld wordt met vele praktische en kunstzinnige vakken. Hiermee worden zowel het denken, het voelen én het willen van de jonge mens aangesproken.
Zo wordt de zevende klas een ware ontdekkingstocht waarin onder andere kennisgemaakt wordt met algebra, meetkunde, natuurwetenschappen, techniek, aardrijkskunde en geschiedenis maar ook met een sprankelend en levendig taalonderricht, met Engels en Frans als vreemde talen. In de praktijklessen is er aandacht voor handwerk, houtbewerking en tuinbouw, en natuurlijk wordt er ook gesport. In de kunstzinnige lessen wordt er veel getekend, geschilderd, gezongen en toneel gespeeld.
Kortom, elk kind dat les volgt binnen de steinerpedagogie vindt er enthousiasme, uitdagingen en levensvreugde binnen de warme omhulling van een betrokken gemeenschap van leraren en ouders.
De eerste graad wordt in menig opzicht een overgangstijd. Leerlingen komen langzaamaan in de prepubertijd. Het nieuwe lonkt, grenzen moeten worden verlegd.De vaste klasleerkracht die vele vakken geeft in zijn/haar klas, is als het ware de vertrouwde kapitein van het schip waarmee de 7de of 8steklassers op ontdekkingsreis vertrekken.
MIDDENBOUW (KLAS 7 & 8)
Een greep uit de leerstofinhouden
Als één van de zes vestigingen van de Middelbare Steinerscholen Vlaanderen volgen wij de leerplannen van de Federatie Steinerscholen (www.steinerscholen.be). Deze zijn eigen (door de overheid goedgekeurde) leerplannen van de Steinerscholen en bevatten eigen (door de overheid goedgekeurde) eindtermen.
Hieronder volgt een sfeerbeeld van de verschillende lesinhouden met het aantal uren per week.
AARDRIJKSKUNDE
Vaak zijn de wetenschappers die besproken worden in de geschiedenislessen een aanleiding tot diepere besprekingen op aardrijkskundig vlak. Zo komt het nauwkeurig bepalen van onze plaats op de aardbol aan bod, alsook de waarnemingen van de (schijnbare) beweging van zon en maan ten opzichte van elkaar. Dit brengt hen tot de dagdagelijkse waarnemingen zoals dag en nacht, eb en vloed en de seizoenen. Ze zetten daarna een stap in het heelal en bekijken de wetmatigheden en de schoonheid van de sterrenhemel. De zon en de planeten worden in hun bewegingen mee beleefd op alle plaatsen van de wereld. De kinderen hoeven daarvoor geen verre verplaatsingen te maken, zij kunnen dit alles al denkend voor elkaar krijgen.
BIOLOGIE
De mens verzorgt zijn lichaam door het te voorzien van voedsel. Alles wat hij uit de buitenwereld in zich opneemt, kunnen we voedsel noemen, niet alleen de dagelijkse maaltijden! Want ook via de ademhaling haalt de mens voortdurend de lucht uit de omgeving en gebuikt deze voor zijn opbouw. Met de zintuigen neemt ook iedereen alles waar, men ruikt, hoort, ziet, tast, proeft de buitenwereld. Zonder deze dagelijkse indrukken kan men niet leven of zich ontwikkelen. Ondanks de zorg waarmee de mens zich voedt, is hij toch vaak het “slachtoffer” van ziektes. Ziektes sturen veel in de war, ze zijn immers nooit gepland. Ze overvallen ons op een onverwacht moment, onaangekondigd. Meestal ervaart men deze ziektes enkel maar als erg lastig. Toch hebben ze vaak iets positiefs te brengen: ze roepen ons tot de orde omdat we fout bezig waren. Oudere mensen kunnen vele voorbeelden geven van hoe een ziekte hen op een bepaald moment heeft doen inzien om anders te gaan leven. Met deze thema’s gaan we aan de slag in de biologielessen.
CHEMIE
Tot in de middeleeuwen was de mens nog niet in staat om zelf nieuwe stoffen te maken. Hij moest het doen met alles wat de natuur hem schonk. Al liepen deze eerste pogingen om bv. goud te maken op niets uit en werkten ze in laboratoria die zwart van de rook waren en volhingen met vieze dampen en geurtjes, toch waren die alchemisten de belangrijke en onmisbare voorlopers van de huidige scheikunde. Ze maakten steeds betere instrumenten en stilaan behaalden ze ook de eerste successen. Het belangrijkste instrument was en is nog steeds het vuur. Het vuur is immers de belangrijkste kracht die in staat is om bestaande stoffen om te vormen tot nieuwe. Zonder het vuur is chemie onmogelijk. In de eerste chemielessen wordt de omvormende kracht van het vuur bestudeerd en maken de leerlingen kennis met de eerste chemische reacties. Zij leren veilig om te gaan met ‘vreemde stoffen’ en leren hun betoverende en tegelijk eigenzinnige karakteristieken kennen.
FRANS
De basis van de Franse taal wordt weer van bij het begin opgenomen. De grammatica wordt afgewisseld met korte toneelstukjes, liedjes, gedichten, verhalen en dialoogjes die voor de klas worden gebracht. Veel aandacht gaat naar klankvorming, woordenschat, beeldentaal, zegswijzen, spreekwoorden,…
ENGELS
In een zevende klas gaat het grotendeels om het aanleren van vaste structuren, die de basis vormen van de Engelse taal. Een grote brok grammatica wordt afgewisseld met teksten en liedjes rond het thema bewondering en verwondering. Het nabootsen van de Engelse klanken gebeurt via de tongue twisters, songs en poems.
GESCHIEDENIS
In de geschiedenislessen en de daar aangereikte beelden beleven de zevende klassers mee de ontdekkings- en veroveringstochten uit de late middeleeuwen. Onder de vertrouwde leiding van grote ontdekkingsreizigers als Marco Polo, Vasco da Gama, Columbus, Magelhaen,... laten ze de vertrouwde gebieden en kusten achter zich en trekken naar wijde onbekende gebieden. Eerst varen ze niet verder dan tot waar de kustlijn nog net zichtbaar is maar geleidelijk aan durven ze zelfs die limiet te overschrijden. Ze zien hoe dit gepaard gaat met angst, met uitputting, opdoffers en nederlagen. Maar dankzij hun doorzetting, uithouding, vindingrijkheid en geloof behalen ze overwinningen en veroveren ze nieuw land. “Ze”, wie zijn dat? Dat zijn de ontdekkingsreizigers van die tijd, maar evenzeer deze zevende klassers. De twaalfjarige met z’n ontluikende ik-kracht ontwaakt en onder leiding van zijn kapitein verovert hij stilaan zelfstandigheid en vrijheid.
NEDERLANDS
Op allerlei manieren wordt er gewerkt rond de moedertaal, eerst en vooral beeldend en daarna ook vormelijk en causaal. Typische leerstof is dan ook de woordleer en de zinsleer. Het eisende van een regel in de taal geeft grenzen aan en zorgt zo voor het ontwikkelen van vormkracht. De woordenschat wordt in grote mate verruimd. De kinderen schrijven over hun bewondering en verwondering over kleine en grote dingen in het leven. Ook heel wat middeleeuwse legenden worden verteld of gelezen. Kinderen maken boekbesprekingen en brengen deze voor de klas. De wens die in het kind aanwezig is, vormt bovendien de kiem voor de ontwikkeling van idealisme op oudere leeftijd. Vanuit de wenszin wordt er gebouwd aan de grammatica, meer bepaald met de samengestelde zin.
Er gaat ook bijzondere aandacht naar de algemene zorg voor het taalgebruik. De toenemende angst om te spreken op deze leeftijd heeft te maken met de onzekerheid en de innerlijke zoektocht naar zichzelf. Hiermee wordt behoedzaam maar gericht omgegaan.
WISKUNDE
In de wiskunde steken de leerlingen voortdurend grenzen over naar het ‘onbekende’. Door de nulgrens over te gaan, bereiken zij de wereld van de negatieve getallen en leren ze er met vertrouwen bewerkingen uit te voeren. Ook de machtsverheffingen en worteltrekkingen brengen de leerlingen naar nieuw te ontdekken (getal)gebieden.
In de algebra wordt het zelfs mogelijk om letters te betrekken bij de berekeningen. Wat daarvoor nog ondenkbaar leek, krijgen de zevende klassers weldra vlot onder de knie. Het rekenen met onbekenden geeft hen ook de mogelijkheid om zelf problemen al zoekend en rekenend op te lossen.
MEETKUNDE
Met de meetkunde balanceren we tussen exact geconstrueerde basiselementen (punt, rechte, cirkel,…) en het bekomen van mooie, bekoorlijke en 'beweeglijke' vormen. De leerlingen verwerven de nodige inzichten in de tweedimensionale wereld en oefenen een denken dat zowel levendig, fantasierijk en zeer objectief is. De meetkundige tekeningen die de zevende klassers doen ontstaan zullen niet alleen zeer nauwkeurig maar ook zeer verzorgd en esthetisch zijn.
CULTUURBESCHOUWING
Hoe leven andere volkeren in alle uithoeken van de wereld? Ook hier bieden interessante figuren, verhalen over volkeren en hun cultuur een ideale gelegenheid om te praten over moed, opoffering, vertrouwen, rituelen en gewoontes, kortom het leven. Vaak worden er elementen of gevoelens aangehaald die sterk aansluiten bij wat er leeft bij de kinderen van deze leeftijd.
VERBALE EXPRESSIE
Dit vak kan in een projectweek verlopen waarin de kinderen werken rond gedichten, historische verhalen, dagboeken… Ze gaan hiermee op een persoonlijke manier op weg met hun steeds rijker wordende moedertaal en weten hun spreken af te stemmen op de anderen, die ‘het publiek’ vormen.
TECHNIEK
In de lessen techniek maken de kinderen uit de zevende klas kennis met de verschillende ingrepen waarmee de mens de natuurlijke omgeving tracht te beheersen. Door de kracht van het menselijke denken is er de laatste paar honderd jaar veel veranderd om het comfort van de mens te verhogen. Tegelijk heeft de natuur het ook sterk te verduren gekregen. In deze lessen techniek proberen we een gezond evenwicht te bewaren tussen beide polen. In de lessen maken ze ook kennis met de werking van hefbomen, katrollen, takels, schroeven en tandwielen,…
Daarnaast wordt er gewerkt rond warmte, magnetisme, elektriciteit, spiegels en lenzen,.. De leerlingen leren zoveel mogelijk vanuit de praktische ervaring.
TUINBOUW
De tuinbouw in de zevende klas heeft vooral oog voor de ritmische processen in de natuur. Niet alleen de wilsvorming en het fysieke werken of de lichamelijke ontwikkeling, maar ook het gevoel en het intellect krijgen aandacht (geuren/kleuren, efficiënt gebruik van gereedschap,…). Ook de sociale aspecten worden verzorgd: samen of in groepjes werken in de schooltuin is voornamelijk arbeid van/voor anderen (opkweek van groenten en planten voor kooklessen, schoolverkoop, versiering,…)
De processen uit de natuur en hun samenhang, de ontwikkelingsfasen van de planten, de opbouw van compost, het oog hebben voor het bodemleven en de eventuele ziekten,… dit alles krijgt in deze lessen de nodige aandacht. En natuurlijk ook het zinvol leren omgaan met de gereedschappen en werktuigen.
In de winterperiode werken de leerlingen soms ook in een nabijgelegen natuurgebied om op een andere manier met de natuurprocessen om te gaan.
HANDWERK
Naargelang de reeds verworven vaardigheden worden de handwerktechnieken gekozen. Zo kan er geopteerd worden voor macramé en wordt er een hangmat of bv. plantenhanger gemaakt. Er kan ook gekozen worden voor het maken van eigen schoeisel. Indien mogelijk wordt er een aanzet gemaakt naar de verschillende naaisteken, wordt er een eigen ontwerp voor een kledingstuk gemaakt waarvan het patroon wordt uitgetekend waarna het volledig met de hand wordt genaaid. In de achtste klas zal het gebruik van de naaimachine een welgekome aanvulling zijn.
HOUTBEWERKING
De kinderen leren gereedschappen zoals de guts, de vijl, de beitel, het schuurlinnen,… zinvol te hanteren. Ze maken een vork, lepel en pollepel, een slabestek met schaal, een papiermes en een kandelaar. Later realiseren ze dozen met passende deksels of houten speelgoed op wielen een marionette. Hier komt een stukje techniek bij kijken!
LICHAMELIJKE OPVOEDING
De leerlingen van de zevende klas willen zélf als ontdekkingsreizigers leren omgaan met de schoonheid, de kracht en de beweeglijkheid van hun lichaam. De sprong als bewegingsvorm is een gepaste oefening om de steun van de volwassene los te laten en zelf hun lichamelijke grenzen te verleggen. Het speels karakter van iedere les leert hen dat plezier beleven aan de beweging in groepsverband zeer belangrijk is. Samenspel, durven vertrouwen op elkaar zijn hierbij belangrijke te verwerven aspecten.
JAARWERK
Tijdens het eerste trimester maken de kinderen een keuze rond het onderwerp van hun jaarwerk. Het is een thuisopdracht rond een zelfgekozen thema.
In de zevende klas staat dit in teken van de ontdekkingen. Dit werk vraagt van het kind heel wat oefening op allerlei gebieden. Het leert zich te houden aan planning, timing en afspraken. Het moet eigen ideeën ontwikkelen door het lezen van boeken en teksten en deze tot een eigen eindproduct realiseren. Ook stelt elk kind haar of zijn jaarwerk fier voor aan de andere klasgenoten.
MUZIKALE OPVOEDING
In de muzieklessen komt zowel samenzang als instrumentaal samenspel veelvuldig aan bod. Ze maken een muzikale wereldreis en ontdekken veel over de zang en muziek van andere volkeren. Maar ook worden er jaarfeestliederen, ballades, canons of zelfs geuzenliederen geoefend en uitgevoerd voor de schoolgemeenschap of de ouders. De muziekles is in de eerste plaats een sociaal gebeuren: de leerlingen leren met veel respect te luisteren naar elkaar, zonder te oordelen en zonder enige vorm van concurrentie.
PLASTISCHE OPVOEDING
In deze lessen wordt een fantasievol proces op gang gebracht waarin de kinderen veel van hun persoonlijke gevoelens tot uitdrukking weten te brengen. Het sluieren met aquarelverf, met het nat-in-nat-schilderen of met andere schilder- of tekentechnieken worden toegepast om thema’s als weergesteldheden, sferen of beelden van een klimaat, stemmingen of portretten van volkeren en rassen, types van mensen zoals de temperamenten of karaktertrekken,… op papier te zetten. Alles ontstaat op basis van de zes kleuren
KLAS 8
AARDRIJKSKUNDE
De jongere van de 8ste klas geraakt steeds meer geïnteresseerd in de wereld rondom. Hoe ziet die wereld eruit en hoe gedraagt de mens er zich in? In de lessen aardrijkskunde streven we naar een evenwichtige behandeling van regio’s, volkeren, landschappen en klimaten naar soorten en werelddelen. Op exemplarische wijze bouwen we het wereldbeeld bij de leerlingen verder op. In een persoonlijk werk stellen de leerlingen een niet Europees land naar keuze voor aan hun klasgenoten.
BIOLOGIE
In het tweede leerjaar van de eerste graad behandelen we de mens zelf. Aansluitend bij de levensfase van de jongeren besteden we voldoende aandacht aan de seksuele opvoeding. Hierbij plaatsen we de 'technische kant' steeds in een ruimer, menwaardig kader. Dit wil zeggen dat we het verantwoordelijkheidsaspect steeds mee belichten. Seksualiteit bespreken we in de klas steeds vanuit een sfeer van eerbied. Van groot belang is ook de studie van het menselijk skelet, het meest dode in het levende lichaam van de mens. Verder komen de gewrichten en spieren aan bod.
CHEMIE
In de chemie behandelen we de voedingsstoffen. Zetmeel, suikers, vetten en eiwitten zijn 4 krachten die in voeding werkzaam zijn en heel verscheiden tewerk gaan. Bij evenwichtig voedsel is er samenhang en harmonie tussen deze vier krachten. De mens is echter door zijn technisch vernuft in staat om de vier krachten fysiek van elkaar te scheiden waardoor er voedingsmiddelen zijn ontstaan die de mens uit evenwicht halen zoals alcohol, snoep, … En die extreme stoffen werken dan ook zeer eenzijdig en extreem.
Heel interessant is dat wij vele werkingen van deze krachten zichtbaar kunnen maken via diverse experimenten waardoor uiterlijke waarneming en innerlijke, wezenlijke werking met elkaar verbonden worden.
FRANS
De basis van de Franse taal wordt verder uitgebreid. De grammatica wordt afgewisseld met kennis van land en volk, liedjes, gedichten, verhalen en dialoogjes die voor de klas worden gebracht. Veel aandacht gaat naar klankvorming, beeldentaal, zelfredzaamheid. De leerlingen leren lezen, schrijven, luisteren en spreken in een Frans dat steeds vloeiender wordt.
ENGELS
In de 8ste klas diepen we de grammatica en de woordenschat verder uit. Er is aandacht voor de 4 vaardigheden: luisteren, lezen, spreken en schrijven. Inhoudelijk proberen we opnieuw zo veel mogelijk aan te sluiten bij de leeftijdsfase en andere vakken.
GESCHIEDENIS
In het tweede jaar wordt de geschiedenis van de 17de tot de 19de eeuw behandeld. Het leidmotief hierbij zijn de revoluties (Franse, Amerikaanse en Industriële), in samenhang met de innerlijke omwenteling die zich in de jongeren voltrekt. Ook zij zijn voortdurend op zoek om grenzen te kunnen verleggen. Bovendien speelt de drang om exact te gaan waarnemen een rol bij het introduceren van historische bronnen. De leerinhouden hebben in beide leerjaren van de eerste graad overeenkomsten met de leerinhouden van de vakken aardrijkskunde, Nederlands en cultuurbeschouwing. Verder komen in de lessen geschiedenis rechtstreeks elementen van leren leren aan bod: onderscheiden van hoofd- en bijzaken, leren noteren, leren studeren.
NEDERLANDS
Tijdens de lessen Nederlands hanteren we dezelfde aanpak als in de 7de klas. Het begeesterende van de taal via verhalen die aansluiten bij de leeftijdsfase blijft een belangrijk aspect. In de verschillende periodevakken moeten de leerlingen meer en meer hun eigen notities leren nemen. Dit vergt uiteraard oefening. Woordleer, zinsleer, spelling, uitbreiding van de woordenschat, schematiseren, samenvatten komen aan bod. De leerlingen maken boekbesprekingen en doen spreekoefeningen. Ze schrijven een eigen biografie nadat we enkele biografieën van belangrijke figuren uit het verleden besproken hebben. Het expressieve van de taal komt helemaal tot uiting in een groot toneel waaraan we enkele weken onze volledig aandacht schenken.
WISKUNDE
In de 8ste klas borduren we verder op wat in de 7de klas opgestart werd, namelijk de algebra. We stomen de leerlingen voorzichtig klaar voor de absolute abstractie in de 9de klas. De algebra wordt verder uitgediept met vergelijkingen waarin meerdere onbekenden aanwezig zijn, merkwaardige producten, ontbinden in factoren, … In de meetkunde worden figuren omgevormd met behoud van oppervlakte. We besteden veel aandacht aan de kegelsneden (cirkel, ellips, parabool, hyperbool) die op verschillende manieren geconstrueerd worden. Opnieuw met aandacht voor het nauwkeurige, verzorgende en esthetische aspect.
VERBALE EXPRESSIE
Dit vak kan in een projectweek verlopen waarin de kinderen werken rond gedichten, historische verhalen, dagboeken… Ze gaan hiermee op een persoonlijke manier op weg met hun steeds rijker wordende moedertaal en weten hun spreken af te stemmen op de anderen, die ‘het publiek’ vormen.
TECHNIEK
We maken in de lessen techniek gebruik van het (laten) uitvoeren van proeven en oefeningen, waarbij door de waarneming hiervan de leerlingen zelf ondervinden wat er gebeurt. Dit maakt de weg vrij naar het begrijpen van de technologie. De leerlingen gaan met andere woorden voornamelijk vertrekken vanuit de realiteit. Wat gebeurt er als ik dit doe?
De belangrijkste thema’s in de 8ste klas zijn toepassingen van de hydraulische druk en het werken met het luchtledige.
TUINBOUW
De tuinbouw in de zevende klas heeft vooral oog voor de ritmische processen in de natuur. Niet alleen de wilsvorming en het fysieke werken of de lichamelijke ontwikkeling, maar ook het gevoel en het intellect krijgen aandacht (geuren/kleuren, efficiënt gebruik van gereedschap,…). Ook de sociale aspecten worden verzorgd: samen of in groepjes werken in de schooltuin is voornamelijk arbeid van/voor anderen (opkweek van groenten en planten voor kooklessen, schoolverkoop, versiering,…)
De processen uit de natuur en hun samenhang, de ontwikkelingsfasen van de planten, de opbouw van compost, het oog hebben voor het bodemleven en de eventuele ziekten,… dit alles krijgt in deze lessen de nodige aandacht. En natuurlijk ook het zinvol leren omgaan met de gereedschappen en werktuigen.
In de winterperiode werken de leerlingen soms ook in een nabijgelegen natuurgebied om op een andere manier met de natuurprocessen om te gaan.
HANDWERK
Naargelang de reeds verworven vaardigheden worden de handwerktechnieken gekozen. Zo kan er geopteerd worden voor macramé en wordt er een hangmat of bv. plantenhanger gemaakt. Er kan ook gekozen worden voor het maken van eigen schoeisel. Indien mogelijk wordt er een aanzet gemaakt naar de verschillende naaisteken, wordt er een eigen ontwerp voor een kledingstuk gemaakt waarvan het patroon wordt uitgetekend waarna het volledig met de hand wordt genaaid. In de achtste klas zal het gebruik van de naaimachine een welgekome aanvulling zijn.
HOUTBEWERKING
De kinderen leren gereedschappen zoals de guts, de vijl, de beitel, het schuurlinnen,… zinvol te hanteren. Ze maken een vork, lepel en pollepel, een slabestek met schaal, een papiermes en een kandelaar. Later realiseren ze dozen met passende deksels of houten speelgoed op wielen een marionette. Hier komt een stukje techniek bij kijken!
LICHAMELIJKE OPVOEDING
In het tweede jaar van de eerste graad hebben de leerlingen het gevoel een plek op aarde te moeten veroveren. Is de sprong aangewezen in de 7de klas, zo geldt dit voor het WORSTELEN in de 8ste klas. Daarnaast staat beweging in het algemeen centraal via diverse sporten en spelen natuurlijk.
JAARWERK
In de 8ste klas staat het jaarwerk in teken van de Industriële Revolutie en de daarbij horende uitvindingen.
AARDRIJKSKUNDE
De inhoud van de aardrijkskundelessen is afgestemd op een ondersteuning van de innerlijke veranderingsprocessen die zich bij de leerlingen afspelen. In de 9de klas wordt de fysische geografie in brede zin behandeld. De kernwoorden zijn hier: afbraak en opbouw. De afbrekende processen van erosie en verwering worden voortdurend naast de opbouwende processen van sedimentatie en gebergtevorming geplaatst, waardoor vanzelf het beeld van de aarde als dynamisch, levend organisme naar voren komt. Iedere vorm van afbraak heeft elders een vorm van opbouw tot gevolg: de bergbeek erodeert het rotsgesteente in het berggebied en sedimenteert het meegenomen materiaal als traag stromende meanderende rivier in vlakke stromen. Voorbeelden uit het vulkanisme spreken sterk tot de verbeelding van de leerlingen. Waar diep in de oceanen delen van de aardkorst meedogenloos worden opgeslokt, worden op andere plaatsen stukken vloeibaar materiaal uit het binnenste der aarde met grote kracht ‘uitgespuugd’, zodat nieuw land ontstaat.
Tijdens deze periode krijgt het kaarttekenen de nodige aandacht: vulkanisch actieve gebieden, aardbevingsrisicogebieden, gebergtevorming,… Samen wordt gezocht naar verbanden tussen de beschreven fenomenen zoals bv. in de theorie van de continentendrift.
BIOLOGIE
In de biologielessen van de negende klas wordt de mens beschreven als ultieme hoogtepunt van de schepping. Eerst wordt er teruggeblikt op de karakteristieken van het mineralenrijk, het plantenrijk en het dierenrijk. Vooral dit laatste rijk wordt als uitgangspunt gebruikt, als referentiepunt. Want in de klassieke wetenschappen wordt de mens nog steeds beschouwd als hoogste wezen dat voortkomt uit de hoogst ontwikkelde wezens uit het dierenrijk. Op een open maar tegelijk kritische wijze trachten we de karakteristieken van het dier en die van de mens naast elkaar te plaatsen. Op het einde van de periode wordt uitvoerig de klassieke evolutietheorie van Charles Darwin bestudeerd. Tegelijk wordt ook vastgesteld dat er een aantal onopgeloste vraagstukken blijven bestaan die verhinderen dat er een pasklaar antwoord is op de vraag hoe de mens uit de hogere dieren zou kunnen ontstaan zijn.
CHEMIE
De levende plant is leverancier van vele stoffen die voor de mens essentieel zijn: voedingsstoffen, kledingstoffen, genots-, verdovende en aromatische stoffen … Maar daarmee is de rol van de plant nog niet uitgespeeld. De vele bomen en planten die in de ondergrond afsterven, zorgen voor het ontstaan van diverse stoffen die ook weer door de mens kan gebruikt worden: de zogenaamde fossiele stoffen. Ze worden ingezet omwille van hun brandbaarheid (houtskool, steenkool, mazout, aardgas, …) maar ze kennen ook vele andere toepassingen: wegenbouw (asfalt), auto-industrie (benzine, diesel), gewone industrie (smeeroliën, diamantnijverheid, …). Toch kent het veelvuldig gebruik van deze fossiele stoffen niet alleen voordelen. Er ontstaat het grote probleem van de opwarming van de aarde en van het creëren van het gat in de beschermende ozonlaag rond de aarde. Bovendien raken de fossiele brandstoffen geleidelijk aan op en zijn de alternatieve energiebronnen (wind, zon,…) nog te weinig ontwikkeld. De chemieleerstof gaat hier uitvoerig op in en bestudeert de cellulose, de alcoholen, de ethers en de esters.
FYSICA
In het eerste deel van de fysica worden fenomenen als warmte en koude doorgrond. Er wordt niet vertrokken vanuit theorieën maar verschillende invalswegen worden afgetoetst:
• de eigen ervaringen, waarnemingen en gevoelens
• de zelfbedachte experimenten of benaderingen
• de door de leerkracht aangebrachte informatie en experimenten
Deze methode heet de ‘Fenomenologische methode’. Belangrijk in deze methode is dat we alle vooroordelen en boektheorieën loslaten. Geleidelijk trachten we samen de vraag ‘Wat is warmte en koude?’ beter te beantwoorden. De omschrijving zal steeds verruimen en exacter worden. Erg belangrijk is dat ons gevoel daarbij wordt betrokken. Want in het aanvoelen van iets zit vaak veel meer waarheid dan in het bedenken ervan. Maar ons gevoel kan, net zoals ons denken, falen! Daarmee moeten we rekening houden.
In het tweede deel gaan we volgens diezelfde methodiek de elektriciteit doorgronden. Vanuit de ontstaansgeschiedenis (statische, galvanische, elektromagnetische vorm) maar ook door het uitvoeren van vele experimenten komen we geleidelijk tot een vrij nauwkeurige karakterisering van het fenomeen elektriciteit.
BOERDERIJ- OF WINKELPRACTICUM
De negende klassers zijn gericht naar de buitenwereld, men wil ervaringen opdoen, op verkenning gaan in de (werk)wereld van de volwassenen. Hij of zij ondergaat niet alleen meer maar wil stilstaan bij de dingen. Een ‘winkel- of boerderijpracticum’ is daarvoor zeer geschikt. De school leidt en voedt op voor het leven en dat leven speelt zich af in een werkgemeenschap. Ervaringen in die sfeer zijn binnen de schoolmuren niet mogelijk.
Boerderij (bedrijf): Er wordt naar gestreefd de leerlingen inzicht te laten verwerven in het reilen en zeilen van een land- of tuinbouwbedrijf. Uit dit inzicht, dat vanuit een concrete situatie wordt verworven, kan een algemene beoordeling van de agrarische sector als voedselproducent en economische entiteit groeien.
Winkel (kleinhandel): Het doel is een beeld te krijgen van de werking van een winkel, wat er voor het uitbaten van een winkel noodzakelijk is, wat er in- en uitgaat,...
In de negende klas wordt dus een week practicum voorzien. Niet zomaar een week geen les, maar omdat deze praktijkweek en de daaruit voortvloeiende ervaringen noodzakelijk en inspirerend zijn voor een vijftienjarige.
FRANS
De basis van de Franse taal wordt verder uitgebreid. De grammatica wordt afgewisseld met kennis van land en volk, liedjes, gedichten, verhalen en dialoogjes die voor de klas worden gebracht. Veel aandacht gaat naar klankvorming, beeldentaal, zelfredzaamheid. De leerlingen leren lezen, schrijven, luisteren en spreken in een Frans dat steeds vloeiender wordt.
GESCHIEDENIS
De leerlingen krijgen een exact ruimtelijk beeld van de werkelijkheid. Ze krijgen begrip voor de tijd waarin zij leven en waarover ze veel vragen hebben. Er worden daarbij meer complexe oorzaak-gevolg-vragen bekeken en onderzocht. Vanuit meer zelfstandig denken van de puber kan interesse ontstaan voor de drijvende ideeën achter de geschiedenis: hoe is de werkelijkheid gevormd door innerlijke motieven en drijvende ideeën? Hoe worden ideeën in werkelijkheid omgezet?
Met de geboorte van de eigen persoonlijkheid door middel van het vrije denken, maakt de 9de klas leerling dezelfde evolutie mee als de Renaissancemens. De leerstof loopt tot en met het fascisme en het nazisme in de 20ste eeuw. De leerstof wordt bewust doorgetrokken tot deze tijd: het nu is het resultaat van een gestage ontwikkeling. De leerkracht werkt voornamelijk vanuit biografieën omdat de ideeën op zichzelf vaak té abstract blijven.
WISKUNDE
In de wiskundelessen worden problemen opgelost die niet meer praktisch uitvoerbaar zijn, aangezien het uitproberen van één probleem soms jaren tijd zou vragen. Vraagstukken als ‘Hoeveel kans heb je dat je vier kaarten trekt uit een boek speelkaarten en dat het precies de vier tienen zijn?’ kunnen exact berekend worden, kansrekening wordt het genoemd. We stellen daarbij vast dat we met ons denken tot ongelooflijke prestaties in staat zijn en elke probleemstelling er haarfijn mee weten op te lossen.
Een ander mooi voorbeeld uit die negende klas is de volledige opbouw van de meetkunde ‘uit het niets’. Het toont de grootsheid aan van de mensen uit het verleden: de Griek Euclides nam slechts 5 uitgangspunten aan, de zogenaamde postulaten. Met deze postulaten bouwde hij de meest ingenieuze meetkunde uit, die tot op de dag van vandaag nog steeds onderwezen wordt in de scholen. Elke stelling wordt bewezen vanuit de postulaten of vanuit de eerder bewezen stellingen. Grandioos. Een staaltje van bewijsvoering, correctheid, gedachtekrachten… Het is fantastisch om zien hoe je iets kan bewijzen. Je hebt bv. de stapsgewijze bewijsvoering waarbij elke stap logisch volgt op de voorgaande. Maar je hebt ook de bewijsvoering ‘uit het ongerijmde’: bv. in een punt buiten een rechte kan slechts één evenwijdige worden getrokken aan die rechte. Je gaat er van uit dat er wel een tweede rechte te vinden is. Dat brengt dan consequenties met zich mee die uiteindelijk leiden tot een onmogelijke situatie. Besluit: meer dan één rechte kan niet. Het komt er in die negende klas op aan de leerlingen vertrouwen te schenken in de eigen denkkracht en hen het belang te laten zien van structuur, begrenzing en afspraken.
LICHAMELIJKE OPVOEDING
In het negende jaar is de doelstelling van de bewegingsopvoeding om de lichamelijke krachten te bundelen en te ordenen. De jongens kunnen wel eens prestatiegericht uit de hoek komen, terwijl de meisjes hun bewegingen uitdrukken in de vormgevende ritmische elementen van de sport. Zowel het hordelopen, de fosbury flop, de dievensprong, karaté als verdedigingssport, de turnopdrachten, het kogelstoten en de coopertest, zijn opdrachten die van binnenuit de energie konden losmaken. De balsporten dragen dan weer bij tot samenspel en spelvreugde, waar het aanleren van de technieken nog sterk op de voorgrond staat.
JAARWERK
De negende klasser schrijft een biografie over een persoon die hij/zij kent en van wie hij/zij het levensverhaal graag op papier zet. Men kiest iemand die al een groot deel van zijn of haar leven achter de rug heeft (bij voorkeur een 60+er). Als het lukt om de ‘rode draad’ in dit leven te herkennen en te omschrijven, is de biografie geslaagd. Tijdens de biografieweek zal men leren hoe men met behulp van een aantal zienswijzen naar iemands persoonlijkheid (kwaliteiten en werkpunten) en iemands leven kan kijken. De definitieve versie moet klaar zijn in de week na de paasvakantie.
PLASTISCHE OPVOEDING
TEKENEN & SCHILDEREN
In de 9de klas maken de meeste leerlingen een eerder egocentrisch ontwikkelingsproces door: de eruptieve binnenwereld richt dan ook de aandacht naar binnen. Dit uit zich o.a. in eigenzinnigheid, zich afzetten tegen bepaalde facetten van de omgeving en vooral ook in het vaak schakeringloos zwart-wit denken, voelen en doen. Deze laatste eigenschap laat zich gedurende de hele bovenbouw voelen, maar toch het sterkst in dit 9de jaar. Zowel de klasgroep als ook de daarin de ‘wordende’ individuen geven krachtige expressies van licht en duisternis, van sympathie en antipathie..
P.O. kan daarin veel aanknopingspunten vinden, vooral door oefeningen en opgaven die gericht zijn op het verbinden van licht en duisternis (nuancering) en ook op het ontwikkelen van individuele oordeelskracht (compositie). Het waarnemingstekenen maakt het streven naar kennis realistisch en daad-verbonden. Er wordt dan ook heel wat getekend. Vaak wijdt men zich geheel aan wit en zwart, licht en duisternis en tegelijk aan compositie, spanning, polariteit, beeldvlak, textuur…De grote rijkdom en expressieve krachten van deze plastische middelen worden verkend, vaak op vrij groot formaat. Geometrie en perspectieftekenen vormen ook een belangrijk onderdeel in deze periode.
BOETSEREN
Het thema in dit jaar is de studie van de polariteiten in de vormenwereld. Vooral extremen die zowel abstract als gevoelsmatig kunnen worden benaderd. Dit gebeurt in de vorm van basisoefeningen, bv. rond de polariteiten:
• concaaf – convex
• dode vorm – levende vorm
• zwaarte – lichtheid
• chaos – ordening, …,
• binnenvorm – buitenvorm
Ook diervormen en hun specifiek gedrag en maskers met holle vlakken en met bolle vlakken zijn thema’s in dit leerjaar.
AMBACHTEN
KOPERBEWERKING
Het is de eerste maal dat de leerlingen metaal bewerken en de weerstand van dit materiaal concreet ervaren. Aan die weerstand herkent de puber zichzelf. Hij vraagt om weerstand van de omgeving en hier wordt die gevoeld tot in de harde materie. Het koper, aangeboden in plaatvorm, wordt slag na slag met de bolhamer spiraalsgewijs uitgerekt en dunner gemaakt. Dit lukt alleen met een regelmatige hamerslag en een goede coördinatie van de handen. Bij onregelmatig uitdrijven gaat het werkstuk verloren.
Vanuit een karakterloze vorm ontstaat een eigen vorm. Het harden op staal, met gedoseerde slagen van binnen naar buiten, oefent het geduld en de regelmaat. Ze bepalen de uiteindelijke vorm. De afwerking doorzetten tot een perfect ronde vorm met rechte afgevijlde randen, is voor de meesten niet eenvoudig.
Maar ook de schoonheid van het materiaal spreekt erg aan. Koper is het metaal dat niet voor niets met de godin Venus verbonden is. Het uitgloeien van het koper is een mooi schouwspel, waarbij de leerlingen gedoseerd met het vuur leren omgaan. De eerste oefening, het ronde potje, met bijpassend deksel, is meteen erg moeilijk, en neemt het grootste deel van de periode in beslag. Bij het maken van een veelhoekige schaal, kan de leerling het verworven inzicht in de reacties van het koper, en de effecten van zijn/haar slag op de vorm, aantonen. De eigenschappen van koper en ijzer worden, al doende, toegelicht en ondervonden.
HOUTSCHRIJNWERK
Schrijnwerkerij is een uitgesproken doe-vak dat verbonden moet worden met het exacte denken. Centraal staat de houtverbinding. Het hout wordt aangeboden in zijn meest starre vorm, begrensd door 6 vlakken die 2 aan 2 loodrecht op elkaar staan. De jongeren leren deze balken met elkaar verbinden door ze elk apart van een passende constructievorm te voorzien. Zo is de pen-gatverbinding als belangrijke verbinding terug te vinden in het krukje, een werkstuk waaraan een groot deel van de periode gewerkt wordt.
In het begin van de periode staat het op de millimeter uittekenen van de werkstukken voorop (het technisch tekenen). Nauwkeurig passende verbindingen maken staat of valt hiermee. Winkelhaak, kruishout, schuifmaat, dit alles wordt vertrouwd gereedschap. De jongeren leren recht zagen, en veilig werken met steek- en gatbeitel. De juistheid, gehanteerd bij afschrijving en zagen van het hout, blijkt ook onmiddellijk bij het resultaat. Het krukje staat of wankelt.
Het zich meester worden van afschrijftechnieken, zaag- en kaptechnieken wordt afgewisseld met introducties over de boomsoorten, doorsnede van de stam en het FSC-label voor hout.
SPINNEN EN WEVEN
“Weven is ordenen en opbouwen”
We zijn tijdens de periode teruggegaan in de tijd om de oorsprong van draad en weefsels te kunnen verbinden met de hedendaagse weeftechnieken en creaties. Berbergemeenschappen, de Maya’s, de hedendaagse modetrends tonen ons het ambacht weven in al zijn glorie. De leerlingen zijn aan de slag gegaan met weeframen en weefgetouwen en hebben door toepassing van linnen, keper en satijnbinding een rijke variatie kunnen uitproberen van “ver binding” maken.
De leerlingen worden hier aangesproken om tot het einde door te zetten om met een gelijke beweging hun weefsel af te werken.
MANDENVLECHTEN
Het vak mandenvlechten kadert in het groot aanbod ambachtelijke vakken dat we aanbieden in de 9de klas. Het materiaal en de techniek zelf is de leermeester voor deze jongeren die hieraan hun wil en praktisch denken kunnen sterken.
Wij vlechten in dit vak met wilgentenen die, bij de juiste vochtigheid, taai en soepel zijn. Met behulp van een vijftal verschillende vlechttechnieken worden de leerlingen uitgedaagd om met deze eenvoudige wissen tot een vaste en stevige mand te komen. Gaat dat vlot, dan kan in een tweede mand gevarieerd worden in vorm en/of vlechttechniek.
MUZIKALE OPVOEDING
In de muzieklessen wordt er getracht om het gehoor verder te ontwikkelen via vierstemmige zang (sopraan, alt, tenor, bas). En dit via belangrijke componisten uit de gehele muziekgeschiedenis. Op die manier ontdekken we de muziek in de eerste plaats door ze zelf actief te beleven en te beoefenen.
Ook wordt het gehoor nog gerichter getraind door middel van theoretische en gehoorsoefeningen zoals o.a. het herkennen van toonafstanden, toonaarden, ritme … Er wordt eveneens regelmatig “actief” geluisterd naar muziek.
Het is dus de bedoeling om de leerlingen op die manier een bredere gehoorsontwikkeling aan te bieden, zodat zij na het afsluiten van hun studie een bredere kennis hebben van muziek, deze kunnen herkennen, zelf kiezen en beluisteren en vooral er meer kunnen van genieten.
CULTUURBESCHOUWING
In deze lessenperiode kijken we naar het leven van de mens, meer specifiek naar zijn biografie. Centraal staat de vraag ‘wat vormt de mens?’. Door middel van eigen levensverhalen van heel uiteenlopende mensen proberen we te zoeken naar de rode draad in iemand zijn leven. De weg die iemand bewandelt of bewandeld heeft, de grote en kleine gebeurtenissen, maar ook de gehanteerde normen en waarden en hoe deze eventueel ook kunnen veranderen in de loop van dit leven, leren we nauwgezet te bekijken. De leerlingen bundelen deze verhalen en illustreren ze met eigen teksten en tekeningen. Op hun jonge levensweg worden ze reeds gevraagd al kort stil te staan bij de eigen idealen, gevoeligheden, interesses en vooral bij de eigen kwaliteiten en vaardigheden.
ESTHETICA
Wat vertellen beelden ons over een samenleving, over de mens, over zijn schepper? Esthetica is de leer van het schone en dat is dan ook wat we beoefenen: leren over en van het schone. We starten in de Prehistorie met de prachtige grotschilderingen en we eindigen bij de Barok van Rubens. We bespreken de werken, hun opbouw en compositie, hun betekenis, het kleurgebruik, de technieken, maar hebben evenveel aandacht voor de biografieën van de kunstenaars. Aan de hand van verschillende beeldhouwwerken en schilderijen vormen we ons een beeld van de kunstgeschiedenis. Sommige van deze werken tekenen of schilderen we ook na in de lessen PO zodat we ook even mogen ervaren wat het is om een meesterwerk (na) te maken.